× 
Klik in dit venster
op: http://heiligen.net
om naar die site over te stappen.

Sluit het venster om te blijven.

welkom menu contact zoeken
KalenderOude testamentNieuwe testamentHeiligenKerkenAnders...
 Pater Dries van den Akker s.j., de auteur van verreweg de meeste meditaties, overleed 30 oktober 2022
Handleiding bij een Kersticoon (1980)   Verwijzingen

...speel bestand af...  Klik op de ronde blauwe knop met de witte pijl om te starten...

 

Kerstvoorstellingen zoals we ze vinden op iconen uit de Grieks- of Russisch orthoxe kerken, stammen minstens uit de 6e eeuw. We zullen de onderdelen een voor een nalopen en proberen er de herkomst van te achterhalen. We baseren ons daarbij op de beide kerstevangelies van Matteus en Lukas. Beide zijn rond het jaar 70 of 75 geschreven.

1 Rots
Opvallend is de driehoekige rotsformatie. Daarin een spelonk of een grot, waartegen Christus helder afsteekt. Waarom een grot? Over zoiets wordt in geen van beide kerstevangelies gesproken. Matteus heeft het over een huis (2,11), en Lukas enkel over een kribbe (2,7.11). Die grot duikt voor het eerst op in een geschrift van rond het jaar 150. Justinus de Martelaar († 165) schrijft een geloofsverdediging in de vorm van een gesprek met een jood, Trypho genaamd. In hoofdstuk 78 zegt Justinus: ‘Omdat er voor Jozef in het dorp niets te vinden was om de nacht door te brengen, ging hij maar zolang in een grot dichtbij Bethlehem.’ Des te opmerkelijker, omdat Justinus afkomstig was uit Palestina zelf. Tot op de dag van vandaag wijzen gidsen in Israël u de plaats aan van de geboortegrot van Jezus. Dat gaat dus terug op een heel oude traditie. Justinus wijst erop hoe Jezus hier – zoals op vele andere momenten van zijn leven – de vervulling is van het Oude Testament. Want stond er niet in zijn Griekse Jesaja 33,16: ‘Hij zal wonen in een hoge spelonk van een sterke rots’? Vanaf dat moment doet de rots met spelonk zijn intrede in de kerstvoorstelling. Straks zullen we zien, hoe verrassend goed die rotsspelonk functioneert in de geest van het kerstevangelie.

Pas in de latere middeleeuwen – en dan vooral in het westen – komt de stal op de plaatjes voor. Die stal is overigens net zomin in de beide kerstevangelies te vinden als de grot.

Wist u dat Sint Franciscus van Assisi († 1226; feest 04 oktober) de grondlegger is van onze mooie gewoonte om een stalletje te zetten? Thomas van Celano schrijft in hoofdstuk 30 van zijn Eerste Levensbeschrijving van Franciscus: ‘Ongeveer twee weken voor kerstmis liet Franciscus zijn goede vriend Johannes van Greccio, zoals hij wel vaker deed, bij zich komen en zei: “Als je wilt dat we dit jaar in Greccio kerstmis vieren, tref dan vlug voorbereidingen en doe precies wat ik je zeg. Ik wil de herinnering oproepen aan het Kind, dat in Bethlehem geboren is, en zo goed mogelijk met eigen ogen de pijnlijke en behoeftige omstandigheden zien, waarvan het, toen het nog maar net geboren was, al te lijden had; ik wil zien hoe het daar in een kribbe op stro lag tussen een os en een ezel.” Toen zijn goede vriend dit hoorde, ging hij haastig aan het werk en trof daar alle voorbereidingen die de heilige hem opgedragen had.’

Zo werd met kerstmis 1224 te Greccio voor het eerst en onder grote devotie van de aanwezigen een stal gezet.

De gedachte aan een kerststal bij het kerstgebeuren werd natuurlijk ingegeven door de aanwezigheid van de kribbe, waarin Jezus werd neergelegd.

2 Os en ezel

...speel bestand af...  Klik op de ronde blauwe knop met de witte pijl om te starten...

 

Diezelfde kribbe is er ook de oorzaak van geworden dat de os en de ezel op het kersttoneel zijn verschenen. Ook zij komen in geen van beide kerstevangelies voor. Zij zijn er – net als de grot – vanuit Jesaja bijgehaald. Maar door een andere kerkvader: Origenes († ca 254). Origenes vertelt in een preek over het Lukasevangelie: ‘Deze kribbe werd al door de profeet aangekondigd, waar hij zegt: “Een rund kent zijn baas, en een ezel de krib van zijn meester” (Jesaja 01,03). Het rund is een rein dier en de ezel onrein. Dat haalde Origenes uit het Oudtestamentische boek Deuteronomium (14,3-8). Daar staat: ‘Gij zult niets eten dat een gruwel is. Dit zijn de landdieren die gij eten moogt: runderen, schapen, geiten; herten, gazellen, damherten, antilope, gemzen en berggeiten. Alle herkauwende dieren met gespleten hoeven moogt ge eten. Van de herkauwers en van de dieren met gespleten hoeven moogt ge de volgende niet eten: de kameel, de haas en de klipdas, want dat zijn wel herkauwers, maar ze hebben geen gespleten hoeven: zij gelden voor u als onrein. Ook het varken, want het heeft wel gespleten hoeven, maar het is geen herkauwer: het geldt dus als onrein.’ Tot zover Deuteronomium.

Terug naar de tekst van Origenes: ‘De ezel kent de krib van zijn meester: het is dus niet het volk Israël dat de krib van zijn meester kent, maar een onrein dier, afkomstig uit de heidenen.’ Zo worden de os en de ezel uit Jesaja voor Origenes de symbolen voor alle mensen: de heidenen, vertegenwoordigd door het onreine dier én het volk Israël, vertegenwoordigd door het reine dier. Zij allen komen Jezus met hun adem het hart verwarmen.

3 Jezus

...speel bestand af...  Klik op de ronde blauwe knop met de witte pijl om te starten...

 

Het Jezuskind zelf is keurig afgebeeld zoals het in Lukas 2,7 wordt beschreven: ‘En zij bracht haar eerstgeboren zoon ter wereld en wikkelde Hem in doeken.’ De wikkels zijn op de afbeelding duidelijk te zien. Het kind doet bijna aan een mummietje denken. Dat moet ook! Precies zo werd Jezus aan het eind van zijn leven in linnen doeken gewikkeld en in een rotsgraf gelegd (Lukas 23,53. Hoe verrassend dubbelzinnig blijkt nu de rotsspelonk als plaats van handeling te functioneren!). Het einde van Jezus’ leven is meteen al aan het begin gegeven. Of liever: door Jezus’ geboorte heen zien de gelovigen van de eerste eeuwen de trekken opdoemen van zijn Echte Geboorte tot het Eeuwig Leven, de verrijzenis uit de dood.

4 Maria
Maria neemt op dit soort voorstellingen altijd de grootste plaats in. We treffen haar languit liggend of halfzittend op rustbed of bakermat aan, heel vaak enigszins afgewend van het Kind! Misschien wel al deze dingen overwegend in haar hart, zoals Lukas even verderop tot twee keer toe van haar zegt (2,19.51). Daar zou dan ook de verstilde gelaatsuitdrukking op kunnen duiden, waarmee zij steevast op alle kerstvoorstellingen door de eeuwen heen in Oost en West wordt afgebeeld.

5 Jozef

...speel bestand af...  Klik op de ronde blauwe knop met de witte pijl om te starten...

 

Jozef is afgebeeld als oude man. Dat gegeven is al bijna even oud als Jozef zelf. Het keert in zo goed als alle apocriefe (= niet kerkelijk erkende) evangelies uit de eerste eeuwen terug. In het 9e hoofdstuk van het zogeheten Proto-Evangelie van Jacobus (vermoedelijk ontstaan rond het jaar 100 al!) lezen we, hoe er voor Maria die maagd moest blijven, een man gezocht moest worden. Alle weduwnaars worden opgeroepen. Wanneer het lot op Jozef valt, is hij bang zich belachelijk te maken als bruidegom van zo’n jong meisje, en roept vertwijfeld uit: “Zonen heb ik reeds, en ik ben een oud man!” Een oud man. Epifanes van Salamis († ca 400) schat Jozefs leeftijd op het moment van Jezus’ geboorte op 80 jaar; de apocriefe ‘Geschiedenis van Jozef de Timmerman’ (ook van ca 400) op 90. Alles heel duidelijk vanuit de bedoeling om daarmee des te aannemelijker te maken, dat Maria maagd was, toen Jezus werd geboren. Dat immers vermelden Matteus (1,18-25) en Lukas (1,26-38) allebei uitdrukkelijk.

De haveloze herder die Jozef op de afbeelding aanspreekt, is volgens sommigen dan ook de duivel die hem influistert dat het hier natuurlijk helemaal niet gaat om een maagdelijke geboorte… Uit welke bron dit gegeven stamt, is onbekend. Anderen daarentegen menen dat het gaat om de profeet Jesaja die Jozef herinnert aan zijn voorspelling: ‘Zie de maagd zal een zoon baren en u zult hem de naam Immanuel geven’ (= ‘God-met-ons’: Jesaja 7,14). Weer anderen menen dat het gaat om de profeet Elia in zijn kameelharen mantel. Dat is immers de profeet die aan de Messias vooraf zal gaan. Welnu, in het Kind is de Messias geboren. Dan behoren wij te zien hoe de Messias vooraf wordt gegaan door de profeet Elia.

Jozef wordt tot in de late middeleeuwen steeds enigszins terzijde van het tafereel afgebeeld met een hand aan de wang, vanouds het teken van gepeins of rouw, van zich overweldigd voelen door het onbegrijpelijke mysterie. Misschien ook wel de genmakkelijkste houding om van daaruit over te gaan in een droomtoestand. Want net als zijn voorvader en naamgenoot uit het Oude Testament, blijkt ook deze Jozef een dromer (Matteus 1,20; 2,13.19).

6 Bakers

...speel bestand af...  Klik op de ronde blauwe knop met de witte pijl om te starten...

 

Matteus en Lukas vertellen niets over vroedvrouwen, en toch komen ze herhaaldelijk op kerstvoorstellingen voor. Het eerder genoemde Proto-Evangelie van Jacobus vertelt erover in het 19e hoofdstuk. Hoe Jozef met het oog op de geboorte van Jezus in de grot op een vroedvrouw uitgaat. Deze wordt nieuwsgierig als hij haar uiteenzet dat Maria niet van hem, maar van de Heilige Geest in verwachting is. Zo treedt deze vrouw voor de lezer als getuige op van Maria’s maagdelijkheid. Zij op haar beurt haalt er nog een andere vrouw bij, Salome. Die zegt hetzelfde als Thomas straks in het evangelie volgens Johannes (20,25): “Als ik niet mijn vinger kan steken…” Zij moet dus de houding van ongeloof vertegenwoordigen in dit verhaal. En jawel, haar hand verdort. Deze geneest pas, als zij ermee het Kind aanraakt. Op deze manier is eens te meer het einde van Jezus’ leven mee in beeld gebracht. Immers daar zijn het ook twee vrouwen die getuigen van Jezus’ verrijzenis (Matteus 28,01). Volgens Markus (16,01) heette één van die twee Salome…

Nergens echter in de teksten een woord over het baden van het Jezuskind. Waarschijnlijk gaat dat gegeven niet terug op een geschreven bron, maar is het als vanzelf op de afbeeldingen ontstaan. Wellicht moeten we er een voorafbeelding van Jezus’ doop in zien. Immers het kerstfeest is het feest van de Verschijning des Heren op deze wereld. Welnu op dat feest van de Verschijning werden in de oude kerk drie gebeurtenissen tegelijk herdacht: de Verschijning des Heren aan de volken (Driekoningen), de Verschijning des Heren in de tempel aan zijn volk (Lukas 2,21-40: Maria Lichtmis), en… de Verschijning des Heren in zijn openbaar leven (Doop in de Jordaan).

7 Herders
Zij staan duidelijk wel in het evangelie, althans in dat van Lukas (2,8-20). Zij houden de wacht bij hun schapen in het open veld en worden door een engel op de hoogte gebracht van de Blijde Boodschap.

De herkomst van de fluitspelende herder die heel vaak op iconen aanwezig is, moet misschien gezocht worden in de traditionele herdersafbeeldingen van de toenmalige (heidense, niet-Christelijke) wereld, waar herders bijna onafscheidelijk met een fluit werden weergegeven. Hoe dan ook, het is wel een mooi beeld om het ‘Gloria’ van de engelenkoren aan de hemel, op aarde te laten begeleiden door het simpele fluitspel van zo’n eenvoudige herder.

8 Drie Koningen

...speel bestand af...  Klik op de ronde blauwe knop met de witte pijl om te starten...

 

Zoals alleen Lukas vertelt over de herders, zo maakt alleen Matteus (2,1-12) melding van de magiërs. Hij zegt nergens dat het koningen zijn. Ook niet dat het er drie waren. Ofschoon ze in de eerste eeuwen ook nog wel met zijn tweeën of vieren werden afgebeeld, bleef hun aantal al gauw bepaald op het magische getal drie dat herinneringen oproept aan de drie mannen op bezoek bij Abraham (Genesis 18,1-15), de Heilige Drie-eenheid enz. Hoe oud die traditie wel is, blijkt uit het feit dat ze met zijn drieën al afgebeeld staan op de wanden van de 6e-eeuwse kerk San Apollinare Nuovo te Ravenna, compleet met hun legendarische Perzische koningsnamen Balthasar, Caspar en Melchior.

Als de drie koningen in aanbidding worden afgebeeld, wordt in elk van hen een stadium van aanbidding tot uitdrukking gebracht. De verst van het kind verwijderde koning – meestal de jongste - staat nog steeds rechtop, de middelste maakt aanstalten te gaan knielen, en degene die zich het dichtst bij het Kind bevindt – meestal dus de oudste! – knielt of ligt geheel in aanbidding. Zo ontstaat er een beweging van hoog naar laag, van groot zijn en steeds kleiner worden en almaar meer de maat van het Kind aannemen.

Op onze voorstelling zijn ze nog te paard onderweg, geleid door engel en ster. Straks zullen ze hun geschenken aanbieden, koninklijke geschenken: wierook en goud. En mirre! Maar die mirre is weer zo’n bar doodselement in het verhaal. Mirre bood je namelijk aan, als er een dode te betreuren viel, zoiets als een grafkrans…!

9 Hemel
De engelen aan de hemel worden bij Lukas (2,8-20) met name genoemd. Op onze afbeelding bewegen ze zich beschermend en leidend boven de herders en de wijzen. Vaak ook helpen ze de wijzen een handje.

De ster is weer afkomstig uit Matteus’ kerstverhaal (2,2.8-9). Een toespeling op het Oudtestamentische boek Numeri (24,17), waar de profeet Bileam (of Balaäm) vanaf een hoge berg in de toekomst schouwt: “Ik zie hem, maar niet nu. Ik schouw hem, maar niet van nabij. Een ster gaat op uit Jakob, een scepter rijst op uit Israël…” De ster van David. De jodenster. De ster die de wijzen de juiste weg wijst. Meestal beelden de kunstenaars drie stralen af die vanuit de hemel op het Kind neervallen (op onze afbeelding: twee). Zij brengen in beeld hoe er met Jezus een band is gelegd tussen hemel en aarde; hoe met Hem de hemel op aarde is gekomen: “Eer aan God in de hemel is vrede op aarde aan de mensen.”

[1980, Harma Heikens. Nederland, Delft, privé. Dries van den Akker s.j. / 2010.10.14]

Verwijzingen
Matteus 01,18-02,12: Jaar A Advent 04e zo; Openbaring (zo na 1 jan)
Lukas 02,01-20: Jaar A+B+C Kerstmis (nacht + dageraad);
Advent: 18 december
Feest 25 dec 0001: Jezus-Geboorte
Feest 01 jan Maria Moeder Gods
Feest 06 jan 0030: Driekoningen

© A. van den Akker s.j.
Deze pagina is het laatst gewijzigd op 2 jul 2018

Over beeldmeditaties Voorbereiding
Inrichting website Leeswijzer
Auteurs / Afb. Alle 435 meditaties