× 
Klik in dit venster
op: http://heiligen.net
om naar die site over te stappen.

Sluit het venster om te blijven.

welkom menu contact zoeken
KalenderOude testamentNieuwe testamentHeiligenKerkenAnders...
 Pater Dries van den Akker s.j., de auteur van verreweg de meeste meditaties, overleed 30 oktober 2022
Offer van Noach

Vooraan in de noordelijke zijwand bij het grafmonument van Elisabeth Morgan, bevindt zich het raam met de Twaalf Kleine Profeten uit het Oude Testament. Zij worden zo genoemd, omdat zij slechts korte geschriften hebben nagelaten.
Het heeft raamnummer 3 in de Oude Kerk.


De kunstenaar heeft de twaalf kleine profeten uit het Oude Testament afgebeeld in drie lagen van vier:

. Sefanja, Haggai, Zacharia, Maleachi
   [Sefanja 1,2-3.12] [Haggai 1,8] [Zacharia 4,1-2; 8,3-5] [Maleachi 2,4; 3]

. Jona, Micha, Nahum, Habakuk
   [Jona 2,2-3,9-10] [Micha 4,1-4; 5,1; 7,8-9] [Nahum 2,6-8; 3,18-19]
   [Daniël 14,33-39]

. Hosea, Joël, Amos, Obadja
   [Hosea 2,19-20] [Joël 2,28-29] [Amos 7,12-15] [1 Koningen 18,1-4]

Wanneer we ze lezen van links onder naar rechts boven, staan ze in de Bijbelse volgorde.



Hosea, met een voet op een schedel en een vrouw bij wie hij op het punt staat een ring om de vinger te steken. Illustratie bij:

Ik zal je voorgoed tot mijn vrouw maken, ik zal je hecht aan mij verbinden, door liefde en ontferming. Mijn vrouw zul je zijn, want ik beloof je trouw, en jij zult de HEER toegewijd zijn.
[Hosea 2,19-20]

De voet op de schedel duidt dus aan dat zijn trouw eeuwig is, het tijdelijke en sterfelijke te boven gaat.

*

Hosea (ook Osee) Profeet, Palestina; † 8e eeuw vóór Christus.
Feest 4 juli
& 16 december.

Hij is de eerste van de kleine profeten uit het Oude Testament.
In de tijd dat de grote profeet Jesaja preekte in het Zuidrijk van Juda, richtte Hosea Gods woord tot de inwoners van Samaria in het Noordrijk. Hij voorzag hun ondergang, als ze hun levenswijze niet zouden veranderden. Tenslotte gebeurde alles zoals hij het had voorzien.



Joël, met een hoorn en vurige tongen om zich heen.
Illustratie bij:

Daarna zal zich dit voltrekken:
Ik zal mijn geest uitgieten over al wat leeft.
Jullie zonen en dochters zullen profeteren,
oude mensen zullen dromen dromen,
en jongeren zullen visioenen zien;
zelfs over slaven en slavinnen
zal ik in die tijd mijn geest uitgieten.
[Joël 2,28-29]

Geciteerd in Handelingen der Apostelen, en daar door Petrus toegepast op het Pinkstergebeuren, toen er vurige tongen neerdaalden op Jezus’ leerlingen:

Aan het einde der tijden, zegt God, zal ik over alle mensen mijn geest uitgieten. Dan zullen jullie zonen en dochters profeteren,
jongeren zullen visioenen zien en oude mensen droomgezichten. Ja, over al mijn dienaren en dienaressen zal ik in die tijd mijn geest uitgieten, zodat ze zullen profeteren.

[Handelingen 2,17-18]

*

Joël Profeet; Jeruzalem, Israël; † 5e eeuw vóór Christus.
Feest 19 ktober
.

Hij is de tweede van de twaalf kleine profeten uit het Oude Testament.
Joël was afkomstig uit de stam Ruben. Men neemt aan dat hij leefde na de Babylonische Ballingschap, toen de Tweede Tempel alweer herbouwd was.

Zijn boek valt in twee grote delen uiteen: het eerste voorspelt onheil, omdat de mensen Gods woorden niet in praktijk brengen. En wie zo leven, zullen uiteindelijk naar de bliksem gaan. Aldus de gedachtegang van de profeet.
In het tweede gedeelte wordt juist een lieflijke, paradijselijke toekomst in het vooruitzicht gesteld voor al degenen die in de barre tijden Gods woord zijn trouw gebleven.



Amos: met herdersstaf en twee schapen naast zich staande voor een vijgenboom en een mandje met vijgen in de hand.
In het eerste vers van het boek Amos wordt de profeet ons gepresenteerd als schaapherder. Van het Zuiden trekt hij naar het Noorden om in het heiligdom van Betel zijn profetische geluid te laten horen. Omdat hij zich zo kritisch uitlaat, wordt hij door de priester van Betel, Amasja, gemaand te vertrekken:

Hij tegen Amos:
‘Ziener, verdwijn! Ga naar Juda en verdien daar je brood, ga daar maar profeteren.
Hier in Betel mag je niet langer profeteren, want dit is het heiligdom van de koning,
de tempel van het koninkrijk.’
Maar Amos antwoordde Amasja:
‘Ik ben helemaal geen profeet, en ook geen profetenleerling. Ik ben veeboer en vijgenteler.
Maar de HEER heeft me van achter mijn schapen vandaan gehaald, en het is de HEER die tegen me heeft gezegd: “Ga naar mijn volk Israël en profeteer daar.”

[Amos 7,12-15]

*

Amos, Profeet; † ca 750 vóór Christus.
Feest 31 maart
.

Hij is de derde van de twaalf kleine profeten uit het Oude Testament.
Hij leefde rond het jaar 750 vóór Christus in de landstreek Juda, het zuidelijke gedeelte van Israël. Door broedertwist was het land al ruim tweehonderd jaar geleden uiteengevallen in een Zuidrijk (Juda) en een Noordrijk (Israël). Amos is veehouder en vijgenkweker. De nieuwsberichten van zijn dagen melden, dat het slecht gaat. Niet alleen in zijn eigen land, maar ook in de omringende landen, en vooral in het noordelijke Israël. Ramp op ramp; tegenspoed op tegenspoed. Er breekt droogte uit en het heeft al maanden niet geregend; de oogsten mislukken; wat er nog uit de grond komt, wordt opgevreten door ongedierte. Hongersnood is het gevolg; de mensen krijgen schone tanden van het feit dat er niets te eten valt. Overal arme sloebers die afkomen op de plaatsen waar nog iets te krijgen is. Woekerprijzen op de markten; zwendel, zwarte handel. Patsers die zich verrijken aan de armoe en ellende van anderen. Besmettelijke ziektes breken uit. Roofovervallen, waarbij doden vallen. Geweld op straat.
Acht en een half hoofdstuk lang horen we Amos zijn waarschuwingen plaatsen: hij vergelijkt ze met het dichtklappen van een vogelnet, met het brullen van een leeuw die prooi heeft, met het schallen van de bazuin voordat de stad wordt ingenomen, allemaal onheilspellende beelden. Er was blijkbaar weinig aanleiding voor positieve berichten. We vinden er maar één: helemaal aan het eind van zijn boek als een visioen voor een verre, verre toekomst...



Obadja: met in de rechterhand een waterkruik, en in de linker een mand met broden, vanouds zijn vaste attributen.
Immers, van deze profeet is niet alleen een korte tekst overgeleverd die onder zijn naam in de Bijbel is opgenomen. Over hem wordt ook verteld in 1 Koningen 18,1-18. Er heerst hongersnood in het land. God heeft het al drie jaar niet laten regenen, omdat het volk niet leeft naar zijn Tora.

Voor er drie jaren verstreken waren, richtte de HEER zich opnieuw tot Elia, met de woorden: ‘Ga je opwachting maken bij Achab. Ik zal weer regen op de aarde laten vallen.’ Elia ging dus op weg naar de koning. Intussen was de hongersnood in Samaria zo groot geworden, dat Achab zijn hofmeester Obadja ontboden had. Deze Obadja had groot ontzag voor de HEER. Toen koningin Izebel de profeten van de HEER liet uitroeien, had Obadja honderd van hen in twee groepen van vijftig in grotten verborgen en hen daar van voedsel en drinkwater voorzien.
[1 Koningen 18,1-4]

*

Obadja (ook Abdias) Profeet, Jeruzalem(?), Palestina(?); † 5e eeuw vóór Chr.
Feest 19 november.

Hij is de vierde van de twaalf kleine profeten uit het Oude Testament.
Over zijn persoon is nagenoeg niets bekend. Uit zijn tekst kunnen we afleiden dat hij vooraf gaat aan Nehemia en bijgevolg geleefd moet hebben rond 500 vóór Christus.

Van zijn teksten is weinig bewaard gebleven: slechts één hoofdstuk. De eerste vijftien verzen richten zich tegen het naburige Edom. Het had werkeloos toegezien, toen Juda onder de voet werd gelopen; het was voor zijn broeder niet opgekomen, integendeel, het had zich er vrolijk over gemaakt. Het zal zijn gerechte straf niet ontgaan. In de laatste zes verzen wordt van de weeromstuit aan Jeruzalem heil en redding aangezegd. Op zijn beurt zal het mogen meemaken dat de buren het lot zullen ondergaan waar ze zich destijds bij de ander zo vrolijk over maakten.



Jona: staande voor een walvis met wijd geopende muil, in biddende houding met de beide handen ten hemel geheven.
Eigenlijk zijn hier twee gelijktijdige momenten afgebeeld. Jona had van God de opdracht gekregen om in Nineve te gaan preken. Daar was hij voor teruggeschrokken en had een boot genomen de andere kant op. Toen had God een storm ontketend. De storm ging liggen toen Jona overboord werd gegooid en door een grote vis werd opgeslokt. In de buik van de vis was hij tot inkeer gekomen en had om hulp gebeden:

‘In mijn nood roep ik de HEER aan en hij antwoordt mij.
Uit het rijk van de dood schreeuw ik om hulp - U hoort mijn stem!
U slingerde mij de diepte in, naar het hart van de zee.
Door kolkend water ben ik omgeven, zwaar slaan uw golven over mij heen.
Maar ik zal mijn stem in dank verheffen en u offers brengen;
mijn geloften los ik in.
Het is de HEER die redt!’
Toen, op bevel van de HEER, spuwde de vis Jona uit op het land.

[Jona 2,2-3-9-10]

*

Jona (ook Jonas) Profeet, Nineve, Assyrië; 8e eeuw vóór Chr
Feest 21 (& 22) september.

Jona is de vijfde van de 12 kleine profeten uit het Oude Testament.
Het Oudtestamentische Bijbelboek 2 Koningen maakt melding van een profeet Jona, zoon van Amittai (2 Koningen 14,25). Hij was afkomstig uit Chat-Hachefer en trad op ten tijde van koning Jerobeam II; deze regeerde van 787-747 vóór Christus. Het meest is de profeet Jona bekend geworden door het Bijbelboek in het Oude Testament dat zijn naam draagt. Het onderscheidt zich van de andere profetenboeken door het feit dat het geen bundel uitspraken bevat, maar een stichtelijk verhaal over de profeet. Het wordt geplaatst in de bloeiperiode van Nineve, hoofdstad van het Assyrische Rijk, dat zijn bloeiperiode had in de 9e en 8e eeuw vóór Christus. De moraal van de vertelling luidt, dat de zegeningen van JHWH niet alleen beperkt blijven tot het volk van Israël alleen, maar bestemd zijn voor alle mensen. JHWH wil dat alle mensen gered worden. Dat wordt Jona bijgebracht door een praktisch voorbeeld van het Bijbelse spreekwoord 'Wat jij niet wilt dat jou geschiedt, doet dat ook een ander niet'.



Micha draagt een onduidelijke band om zijn hals waaraan een metalen voorwerpje (lampje?) bevestigd is.
Wellicht een verwijzing naar een uitgesproken heilsverwachting. De stad Jeruzalem is aan het woord:

Al ben ik gevallen, ik sta op, al is het donker om mij heen, de HEER is mijn licht.
De toorn van de HEER zal ik dragen - ik weet, ik heb tegen hem gezondigd -
tot hij voor mij heeft gepleit, mij recht heeft verschaft.
Hij zal me naar het licht voeren en ik zal zijn gerechtigheid aanschouwen.

[Micha 7,8-9]

*

Micha Profeet Jr, Israël; † 8e eeuw vóór Christus.
Feest 15 januari
.

Zesde van de twaalf kleine profeten uit het Oude Testament.
Als een echte profeet komt hij op voor de gerechtigheid van Gods geboden. Hij toont aan dat een slechte levenswijze zijn eigen ongeluk met zich meebrengt. Beroemd is zijn profetie over Bethlehem:
'En Gij Bethlehem, in Efrata, al zijt gij klein onder Juda's geslachten, toch zal er, zeg Ik, iemand uit u komen die over Israël gaat heersen'.
[Micha 5,1]

Zo'n 800 jaar later meenden Jezus' volgelingen, dat deze voorspelling in vervulling was gegaan met de komst van Jezus. Hij was volgens hen die langverwachte heerser. Matteus neemt het citaat dan ook over in zijn evangelie:
'En gij Bethlehem, landstreek van Juda, gij zijt volstrekt niet de geringste onder de leiders in Juda, want uit u zal een leidsman te voorschijn treden, die herder zal zijn over mijn volk Israël'
[Matteus 2,6]

Even beroemd is Micha's vredesvisioen, later overgenomen door de profeet Jesaja:
Eens zal de dag komen dat de berg met de tempel van de HEER rotsvast zal staan, verheven boven de heuvels, hoger dan alle bergen. Volken zullen daar samenstromen, machtige naties zullen zeggen: ‘Laten we optrekken naar de berg van de HEER, naar de tempel van Jakobs God. Hij zal ons onderrichten, ons de weg wijzen, en wij zullen zijn paden bewandelen.’ Vanaf de Sion klinkt zijn onderricht, vanuit Jeruzalem spreekt de HEER. Hij zal rechtspreken tussen machtige volken, over grote en verre naties een oordeel vellen. Dan zullen zij hun zwaarden omsmeden tot ploegijzers en hun speren tot snoeimessen. Geen volk zal nog het zwaard trekken tegen een ander volk, geen mens zal meer weten wat oorlog is. Ieder zal zitten onder zijn wijnrank en onder zijn vijgenboom, door niemand opgeschrikt, want de HEER van de hemelse machten heeft gesproken.
[Micha 4,1-4]



Nahum, met één voet op het hoofd van een op apegapen liggende koning; op de achtergrond een verwoeste stad waar water doorheen stroomt.
Bedoeld is de machtige stad Nineve, waar ballingen naartoe waren gesleept. Het einde van het wrede Nineve is gekomen. De profeet voorziet haar ondergang:

…de sluizen gaan open, het paleis stort ineen.
Daar staat hij, hij laat de stad naakt wegvoeren.
Haar slavinnen klagen als duiven, rouwend slaan ze zich op hun borst.
Nineve! Een volle vijver zolang het bestond, nu stroomt hij leeg.
Blijf staan! Blijf staan! Maar niemand die zich omdraait.
Je herders slapen, koning van Assyrië, je leiders zitten stil,
je volk is verstrooid over de bergen en niemand brengt het bijeen.
Er is geen verzachting voor je wond, je letsel is niet te genezen.
Wie hoort wat er met jou gebeurt, klapt in zijn handen, want wie heeft niet voortdurend geleden onder jouw wreedheid?

[Nahum 2,6-8; 3,18-19]

*

Nahum Profeet, ? , Juda; † 6e eeuw vóór Christus.
Feest 1 december.

Hij is de zevende van de twaalf kleine profeten uit het Oude Testament.
Hij was afkomstig uit de plaats Elkos. Voor het overige weten wij niets van zijn persoonlijke omstandigheden.
Hij trad op in Juda en kondigde daar de val aan van de stad Nineve en de ondergang van de grootmacht Assyrië. Niet lang daarna was dat inderdaad een feit: 612 vóór Christus.

Zijn boek opent met een lofzang op JHWH [1,2-10] als wreker van kwaad en rechter. Vervolgens klinken er woorden uit de mond van God zelf [1,11-2,14]. In het derde en laatste hoofdstuk worden de thema’s uit het voorafgaande herhaald.



Habakuk, ineengedoken, met een grote peen en een mandje voedsel in de linkerhand. Een engel pakt hem vast bij de kruinharen en wijst hem waarheen ze zullen gaan.
Hij heeft namelijk niet alleen een kort Bijbelboek op zijn naam staan. Over hem wordt ook verteld in het (zie voetnoot apocriefe resp. deutero-canonieke gedeelte van het) boek Daniël, op het moment dat Daniël zich zo’n tweeduizend kilometer verderop in Babel in de leeuwenkuil bevindt:

In Judea leefde toen de profeet Habakuk. Hij had wat moes gekookt en enkele broden in een schotel gebrokkeld en was daarmee op weg naar het veld om het de maaiers te brengen. Maar een engel van de Heer beval Habakuk: ’Breng het maal dat u daar hebt naar Babel, naar Daniël in de leeuwenkuil.’ Habakuk antwoordde: ’Heer, ik ben nooit in Babel geweest en de kuil is mij onbekend.’ Toen greep de engel hem bij de haren van zijn kruin vast en droeg hem met de snelheid van de geest naar Babel, waar hij hem boven de kuil zette. Daar riep Habakuk: ’Daniël! Daniël! Neem het maal dat God u zendt.’ Daniël zei: ’God, U hebt werkelijk aan mij gedacht; nog nooit hebt U degenen die U liefhebben verlaten.’ Toen stond Daniël op en at. En Gods engel bracht Habakuk onmiddellijk terug naar de plaats vanwaar hij hem had weggevoerd.
[Daniël 14,33-39]

Voetnoot: ‘Apocrief’ en ‘Deutero-canoniek’
Volgens de joden hoort dat gedeelte van het boek Daniël tot de echte lijst (‘canon’) van de Bijbel. De Protestanten volgen hun zienswijze en kwalificeren dat tekstgedeelte dus als ‘apocrief’ (= niet-authentiek). De katholieken rekenen het wel tot de authentieke Bijbeltekst, maar van de ‘tweede lijst’. Vandaar hun benaming ‘deutero-canoniek’).

*

Habakuk Profeet, Jeruzalem(?), Israël; † 7e eeuw vóór Chr.(?).
Feest 15 januari & 2 december (oosterse kerk).

De achtste van de twaalf kleine profeten uit het Oude Testament.
Hij behoorde tot de stam Simeon en moet geleefd hebben aan het eind van de zevende eeuw vóór Christus. Dat kunnen we opmaken uit de vermelding van de invallen der Chaldeeën [1,6]; daarmee worden de Babyloniërs bedoeld.
Het Boek Daniël [Daniël 14,33] suggereert dat hij enige tijd later - tijdens de Babylonische Ballingschap (587-540) - geleefd moet hebben.



Sefanja: met in de linkerhand een bezem en in de rechter.
De bezem verwijst naar de opening van het boek Sefanja:

Alles zal ik van de aardbodem wegvagen - spreekt de HEER.
Mens en dier zal ik wegvagen.
Ik zal de vogels aan de hemel wegvagen en de vissen in de zee,
alles wat de zondaars ten val heeft gebracht.
En ik laat de mensen van de aardbodem verdwijnen - spreekt de HEER.
Dan doorzoek ik Jeruzalem met lampen,
straf ik hen die zich aan wijn te buiten gaan en denken:
“De HEER doet geen goed en geen kwaad.“

[Sefanja 1,2-3.12]

*

Sefanja (ook Sofonias) Profeet, Judea; † eind 7e eeuw vóór Chr.
Feest 3 december.

Sefanja is de negende van de twaalf kleine profeten uit het Oude Testament.
Hij was een afstammeling van koning Hizkia uit de stam Simeon en profeteerde in Juda ten tijde van koning Josia; deze kwam in 641 v.Chr. aan de regering. Daarmee was hij een tijdgenoot van de profeet Jeremia († ca 580 vóór Chr.; feest 1 mei). Hij heeft het in zijn profetieën over de toekomstige val van Nineve; deze vond plaats in het jaar 625 vóór Christus.

Hij klaagt het ernstige morele verval in de steden van Juda aan, zoals te Gaza, Ashkalon, Ashdod, Ekron en Jeruzalem en stelt hun toekomstige ballingschap in het vooruitzicht. Deze zal uiteindelijk plaatsvinden in 598 en 586 vóór Christus. Tegelijk voorziet hij al de definitieve bekering van het volk tot JHWH en schildert hij de glorieuze intocht van de Messias in Jeruzalem in de toekomst.



Haggai: met een plank in de rechter- en een bijl in de linkerhand.
Haggai was profeet, toen het volk uit de ballingschap was teruggekeerd. Hij riep op om de tempel te herbouwen. Zijn attributen verwijzen daar naar:

Ga naar de bergen, haal daar hout en bouw mijn huis weer op.
Met vreugde zal ik het aanvaarden en er mij in al mijn luister tonen - zegt de HEER.

[Haggai 1,8]

*

Haggai (ook Ageo, Aggaeus of Aggeus) Profeet, Palestina;
† 516(?) vóór Christus.
Feest 4 juli.

Hij is de tiende van de twaalf kleine profeten uit het Oude Testament.
Hij maande de koning van Perzië, Darius Hystaspes, aan om Jerusalem zijn tempel te hergeven. Dat betekent dat hij in ieder geval de ballingschap heeft meegemaakt. Het schijnt dat hij ook de terugkeer naar het Land en het begin van de wederopbouw heeft mogen beleven.



Zacharia met zevenarmige kandelaar.
Toespeling op een van zijn visioenen:

De engel die met mij sprak kwam terug en wekte mij zoals je iemand wekt uit een diepe slaap.
‘Wat zie je?’ vroeg hij, en ik antwoordde:
‘Ik zie een lampenstandaard die helemaal van goud is, met een schaal erop,
en op die schaal zijn zeven lampen bevestigd, zeven lampen met elk zeven tuitjes.

[Zacharia 4,1-2]

*

Zacharia (ook Sacharja, Zacharias of Zakarias) Jeruzalem, Palestina;
† 6e eeuw vóór Christus. (520?)
Feest 8 februari (oosterse kerk) & 16 mei & 6 september.

Zacharia is de elfde van de twaalf kleine profeten uit het Oude Testament.
Hij was een zoon van de joodse hogepriester Jojada en tijdgenoot van Haggai. Beiden profeteerden over de tijd van Darius († 486 vóór Chr.) en riepen het joodse volk op de tempel van Jeruzalem te herbouwen.
Een aantal van zijn teksten werden door latere christenen geïnterpreteerd als voorspellingen van Jezus. Hij werd ter dood gebracht door Joas.

Beroemd is zijn Messiaanse voorspelling aan het adres van de stad Jeruzalem die op dat moment nog in puin ligt en volkomen verlaten is, omdat haar inwoners geruime tijd tevoren in ballingschap waren weggevoerd:
Zo spreekt JHWH: Ik keer terug naar Sion, Ik neem in Jeruzalem mijn intrek.
Jeruzalem zal de stad van de trouw heten, En de berg van JHWH van de legerscharen:
De heilige berg. Zo spreekt JHWH van de legerscharen:
Er zullen weer oude mannen en vrouwen zitten op de pleinen van Jeruzalem.
Ieder met een stok in de hand vanwege hun vele jaren.
De pleinen van de stad zullen ook weer volzijn van jongens en meisjes,
die op haar pleinen spelen. Zo spreekt JHWH van de legerscharen…

[Zacharia 8,3-5]



Maleachi met engel en een hand die uit de hemel boven de profeet wordt uitgespreid:
Let op, ik zal mijn bode zenden; hij zal de weg voor mij effenen.
Opeens zal hij naar zijn tempel komen, de Heer naar wie jullie uitzien,
de engel van het verbond naar wie jullie verlangen.
Komen zal hij - zegt de HEER van de hemelse machten.

[Maleachi 3,1]

*

Maleachi (ook Malachi of Malakias) Profeet, Palestina; profeet; † ca 450 vóór Chr.
Feest 3 (oosterse kerk) & 14 januari.

Hij is de twaalfde van de twaalf kleine profeten uit het Oude Testament.
Hij profeteerde in Jeruzalem. Hij treedt op in het Joodse land na de terugkeer uit de Babylonische Ballingschap in 538 vóór Christus, dus tijdens de Perzische overheersing. Dat vermoeden wordt nog versterkt door het feit, dat hij de landvoogd aanduidt met het Perzische woord 'pecha'. [Maleachi 2,4]

Meer precies moet zijn optreden worden geplaatst na het gereedkomen van de Tweede Tempel in 515 vóór Christus. Op verschillende momenten in zijn toespraken blijkt, dat de offerdienst in volle gang was.[Maleachi 3]
Anderzijds beklaagt de profeet zich over de wantoestanden in het godsdienstige leven; zowel de eredienst als de zorg voor de naasten worden ernstig verwaarloosd. Daaruit zou men kunnen opmaken, dat de tijd van de hervormingen onder Ezra en Nehemia nog niet is aangebroken; Nehemia's optreden begint ca 450 v.Chr. Maleachi preekt dus in de eerste helft van de 5e eeuw v.Chr.

Het is niet zeker of de profeet inderdaad Maleachi heette; de naam betekent 'mijn bode' en zou dus ook een titel kunnen zijn. In het eerste vers van het derde hoofdstuk klinkt de beroemde zin: "Zie, ik zend mijn bode voor u uit"; daar staat in het Hebreeuws 'Maleachi'. Bijbeluitleggers vermoeden, dat dit woord door latere afschrijvers van daaruit aan het begin van eerste hoofdstuk is geplaatst: "Een woord van de heer tot Israël gericht, bij monde van Maleachi." Uit het Griekse woord voor 'bode', 'angelos', is ons woord 'engel' ontstaan. Vandaar, dat Maleachi ook wel wordt aangeduid als 'mijn engel'.
Omdat zijn boek in de Bijbel aan het slot van de Profetische Geschriften wordt geplaatst, krijgen zijn woorden over de bode die komen zal, een extra dimensie. Temeer, omdat ze aan het eind van dat laatste hoofdstuk nog eens worden herhaald en verduidelijkt: "Zie, Ik ga u de profeet Elia zenden, voordat de dag van de Heer komt."
In de ogen van de christenen sloeg die belofte op de komst van Johannes de Doper, de Voorloper van de Heer, Jezus Christus.

© A. van den Akker s.j.

Over beeldmeditaties Voorbereiding
Inrichting website Leeswijzer
Auteurs / Afb. Alle 435 meditaties